Mythes en Feiten

We lopen langs de voornaamste mythes die de Proustaversen spuien over de persoon van Marcel Proust en over zijn meesterwerk, A la Recherche du Temps Perdu (vanaf nu: RTP). Onder de hoofding ‘Proustofielen’, distilleren bewonderaars uit de omvangrijke secundaire literatuur, een alternatieve visie.

Men zou kunnen stellen dat er drie kampen zijn in het Proustiaanse debat.

Kamp 1 is het makkelijkste kamp, namelijk het kamp van de ongeïnteresseerden voor wie Proust en zijn oeuvre niets betekenen en die zich vaak zelfs niet bewust zijn van het bestaan ervan, de Proustonbewusten.

Kamp 2 zijn de Proustofielen aan wie Marcel Proust, en met name zijn meesterwerk, de RTP een blijvend leesgenot verschaft. Voor een beperkt deel van de Proustofielen slaat de slinger lichtjes door en vormen Marcel Proust en de RTP het middelpunt van hun heelal, met alle zaligverklaring die erbij hoort. Dit deel van Kamp 2 bevat ook de redelijk zeldzame Proust(oxico)manen die de meeste andere auteurs behandelen zoals de deelnemers aan het volgende kamp Proust behandelen.

Kamp 3 zijn de Proustaversen die als literaire kritiek verpakte, veelal indirect of schijnbaar terloops, negatieve boodschappen spuien waarbij zowel de man als het werk wordt neergehaald.

Vanwaar toch die wonderlijke, haast onstuitbare neiging om de schrijver Marcel Proust te belagen en te denigreren, ja haast te diskwalificeren?

Christophe Prendergast schrijft hierover: ‘There have been many silly comments on Proust’.

We geven een bloemlezing van de meest markante dwaasheden en wel in oplopende grofheid:

Anatole France: ‘Life is too short; Proust is too long’.

Dame Susan Hill: ‘…I have tried eversomany times to get beyond Book One. … I find the endless sentences distancing, the people without interest. I cannot care about upper-class French people of the 19th century. … I tried to find one word to sum up how it seems to me. The word is “anaemic.”’.

Kazuo Ishiguro (Nobelprijs literatuur 2017): ‘To be absolutely honest, apart from the opening volume of Proust, I find him crushingly dull. The

trouble with Proust is that sometimes you go through an absolutely wonderful passage, but then you have to go about 200 pages of intense French snobbery, high-society maneuverings and pure self-indulgence. It goes on and on and on and on’.

Evelyn Waugh: ‘I am reading Proust for the first time—in English of course—and am surprised to find him a mental defective. No one warned me of that. He has absolutely no sense of time. He can’t remember anyone’s age. In the same summer as Gilberte gives him a marble and Françoise takes him to the public lavatory in the Champs-Elysees, Bloch takes him to a brothel’.

Germaine Greer: ‘If you haven’t read Proust, don’t worry. This lacuna in your cultural development you do not need to fill. On the other hand, if you have read all of A la Recherche du Temps Perdu, you should be very worried about yourself. As Proust very well knew, reading his work for as long as it takes is temps perdu, time wasted, time that would be better spent visiting a demented relative, meditating, walking the dog or learning ancient Greek’.

De hoofdprijs gaat naar het vileine en toch grappige commentaar door James Joyce:

‘A la recherche d’ Ombrelles Perdues par Plusieurs Jeunes Filles en Fleurs du Côté chez Swann et Gomorrhé et Co par Marcelle Proyce et James Joust1.

Mythes door Proustaversen versus feiten door Proustofielen

In de loop der decennia zijn een rist aan misvattingen en vooroordelen van -overwegend- niet-lezers of van lezers die er niet in geslaagd zijn het hele werk door te nemen, dermate vaak herhaald dat het mythes werden. Daarbij wordt even vaak op de man Marcel Proust gespeeld als op de bal, de RTP.

De meest voorkomende mythes door Proustaversen en het antwoord van de Proustofielen laten we telkens voorafgaan door een provocatieve titel die de zaken op scherp stelt.