Marcel Proust, de persoon en zijn familie – Wie is Marcel Proust?  

Vrienden, kennissen, collega-schrijvers, kunstenaars, familie en personen uit zijn sociale kringen hebben na zijn overlijden in 1922 vele pagina’s getuigenissen gepubliceerd. Samen met de reeds genoemde biografiën kan men zich met behulp hiervan een beeld vormen van de mens Marcel Proust.  

Er zijn verschillende bedenkingen waar men in dit verband wel rekening mee moet houden.               

De klassieke Grieken wisten al wat het hoogste goed is: γνῶθι σαυτόν, ken uzelf. En iedereen weet dat zoiets erg moeilijk is, dus kan men de pretentie om iemand anders te kennen beter opbergen. Het is wijs om -zowel voor onszelf als voor de anderen in onze omgeving- ons ‘kennen’ te beperken tot enigszins kennen of misschien zelfs te accepteren dat wat we van de ander kennen, eerder iets over de kenner dan over de gekende zegt. Proust wist dat al waar hij schrijft dat iedere lezer in feite de lezer van zichzelf is.  

Wat we uit de historische feiten halen is nooit de enige echte waarheid die dezelfde bewijskracht heeft als de wetten van de zwaartekracht, het feit dat water op zeeniveau kookt op honderd graden Celsius, dat we geboren worden en onvermijdelijk sterven. Elke geschiedschrijving schrijft de geschiedenis vanuit een bepaald (en dus beperkt) standpunt. Wat we verwoorden over de mens Marcel Proust is dus ook geen ultieme en universele waarheid, wel een opinie. Dat Proust met de RTP een universeel kunstwerk heeft gemaakt is een waarheid.  Ook dat wist Proust al want heel de RTP is een pleidooi voor de suprematie van de Kunst als waarheid boven het menselijke intellect en zijn emotionele wisselvalligheden.  

Proustofielen23 zijn geen naïeve heiligverklaarders en beseffen dat elk kenmerk van een persoon op een verschillende wijze kan worden bekeken. Volhardend is koppig, intens is opslokkend, eigengereid is creatief, en vice versa. Elke halflege fles is halfvol terwijl beide dezelfde realiteit bevatten. Maar met halfvolle flessen is het net iets makkelijker om in de woestijn des levens te overleven. 

Met deze caveats wagen we ons aan een opinie over de mens Marcel Proust waarbij we min of meer de levensloopontwikkeling volgen van de fragiele baby over de peuter-kleuter, de puber, de adolescent, de jongeman, de volwassene die ontbolstert tot een literair genie, tot een door ziekte afgetakelde prematuur-oude man die sterft op zijn 51ste

Kindertijd 

Door gebrek aan bronnen is er over zijn kindertijd weinig bekend. We nemen aan dat Marcel als kleuter en peuter een vrolijk en speels jongetje is die met zijn reeënogen zijn omgeving, zijn ouders, bredere familie maar ook de bedienden voor zich inneemt.  

Pubertijd 

Een mooie zomerse zondag in Auteuil, Marcel is zoals vaak aan het lezen, de 12-jarige Robert gaat roeien en het gezin verwacht vrienden voor het diner. Het etentje begint, geen spoor van Robert. Marcel lijdt onder de ongerustheid van zijn moeder terwijl Papa vrolijk  kletst met het bezoek. Tegen het einde van het diner stormt Robert binnen. Moeder gunt hem geen blik en toont hem overduidelijk haar ongenoegen. Marcel die tekenen toont van fysiek ongemak gaat naar zijn kamer en wenkt Robert om hem te volgen. Moeder gaat hen achterna. Na tien minuten komt iedereen opgelucht en verzoend terug in de woonkamer. Een anecdote die aangeeft dat Marcel in zijn gezin geen spanning of onenigheid verdraagt en er niet voor terug deinst om zijn fysieke zwakte in te zetten om verzoening te bewerkstelligen24.  

In zijn middelbare schooljaren is Marcel veel afwezig door ziekte maar dat belet hem niet om een uitgebreide vriendenkring op te bouwen waarmee hij in allerlei tijdschriften zijn eerste teksten gepubliceerd weet. Zijn vrienden dichten hem het woord “proustifiëren” toe omdat Marcel lange en uitgewerkte omschrijvingen gebruikt in al zijn interacties. Hij kan het niet laten om uitvoerig en breedsprakerig over om het even wat te praten en te schrijven.  Maar iedereen in zijn vriendenkring erkent zijn literaire talent en promoot hem als de editoriale leider.   

Adolescentie 

Onzekerheid over wie hij is, wat hij kan, wat hij wil regeert in het leven van Marcel. Het enige dat zeker lijkt is dat er steeds weer fysieke klachten zijn leven komen verzwaren al blijft het onzeker hoe invaliderend en hoe lang de volgende astma-aanval zal zijn. Dat belet hem evenwel niet om vele vrienden om zich heen te verzamelen, in verschillende gradaties van nabijheid, van occasionele contacten tot zeer intense nauwe banden. Bekend om zijn grappige conversatiestijl en de speelse manier waarop hij zijn belezenheid met zijn vrienden deelt zonder arrogant of pedant over te komen, wordt hij graag gezien. Ook de ouders van zijn vrienden, en dan vooral de moeders, weet hij te charmeren. Zijn jeugdvriend Robert Dreyfus schrijft:  

‘Mais qui Marcel Proust étonnait encore bien davantage, c’étaient les personnes d’âge plus respectable: elles étaient unanimes à s’émerveiller des raffinements de sa politesse, de la grâce de sa douceur, des complications de sa bonté. Oui, je le revois, beau et très frileux, emmitouflé dans des lainages, se précipitant au devant des dames vieilles ou jeunes, s’inclinant à leur approche, et trouvant toujours les paroles qui touchaient leur cœur, soit qu’il abordât les sujets d’ordinaire réservés aux grandes personnes, soit qu’il s’informât tout simplement de leur santé25’.  

Die generatie opent voor Marcel de deuren tot de intellectuele en artistieke salons waar hij materiaal haalt voor zijn mondaine stukjes in de krant én waarvan hij op dat moment nog niet kan bevroeden dat het de inhoudelijke en vormelijke fundering legt voor zijn latere meesterwerk. 

Zijn wellevendheid, goede manieren en hoffelijkheid maken de andere mensen én de mensheid draaglijk en verdraagbaar. Het egoïsme en de ‘hang en drang’ naar zelf-centrering dat de omgang met elkaar soms viskeus en vicieus maakt, kent bij Marcel een tegengewicht in tederheid en verdraagzaamheid. 

Jongvolwassenheid 

De familiale relaties komen wat op scherp te staan als Marcel maar niet beslist wat hij zal studeren en voor welk beroep hij kiest. Vader dringt aan want hij kent uit zijn eigen ervaring het belang hiervan. Moeder bemoedert, stuurt bij waar mogelijk, en verder ondergaat ze de eigenzinnigheid van haar oudste zoon.  Marcel studeert rechten en literatuur en aanvaard daarna een onbezoldigde baan bij de Bibliothéque Mazarine, waar hij exact nul dagen zal vertoeven. Schrijver wil hij worden, schrijver zal hij worden. Tijdens zijn vrijwillige legerdienst in 1889, wringt hij zich onder de ouderlijke supervisie uit: “de mooiste tijd van mijn leven”.  

Het typeert hem wel, die eigengereidheid, gekoppeld aan een koppige volharding om zijn eigen zin door te drijven. Zijn leven lang zal Marcel Proust niets doen tegen zijn zin en zich door niets of niemand de wet laten dicteren.  

Op zijn 23ste komt de astma in volle hevigheid terug om nooit meer te luwen. Zijn leven vanaf dan wordt bepaald door ziekte. Hij komt terecht in een omgekeerd dag-nachtritme, valt ten prooi aan medicatiegebruik dat later uitmondt in misbruik, wordt een gevangene in zijn slaapkamer en heeft al zijn sociale competenties nodig om het contact met de buitenwereld niet kwijt te raken.  

Marcel is wat onbeholpen en ‘accident prone’: als hij met geld van zijn vader (die als hygiënist de al te frequente onanie van zijn zoon hoop in te perken) naar de hoeren gaat, lukt de daad niet maar maakt hij een pispot stuk; op reis raakt hij de portefeuille met al zijn geld kwijt en moet moeder vragen hem uit de nood te helpen. Zijn moeder maant hem regelmatig om zijn haar en snor bij te knippen. Als hij bij het huwelijk van zijn broer Robert in 1903 als bruidsjonker in de kerk verschijnt, draagt hij een smoking die is volgestopt met thermisch isolerend materiaal en daarover nog drie overjassen. Op high society evenementen verschijnt hij, ingepakt alsof het de Noordpool is, in een gigantische overjas met in zijn zakken flessen Contrexeville water.  

Volwassenheid 

In 1903 (vader) en 1905 (moeder) verliest hij zijn ouders en daarmee zijn houvast. Lange tijd gaat hij door een depressieve periode van diepe rouw. Voor het eerst in zijn leven schrijft hij niet. In zijn hoofd en in zijn hart is hij echter steeds blijven verder bouwen aan zijn oeuvre, ook al komt hij pas in 1907 opnieuw aan schrijven toe. Dat is -nooit toegegeven door hem- een bevrijding en het begin van een ontremming, zowel in de manier waarop hij zijn verdere leven vormgeeft als in zijn literaire productie. Die rouwjaren zijn een periode van eenzaamheid en onvervulde verlangens, van relaties die zich nooit ontwikkelen tot wat hij hoopt, van een ongenadige astma die cumuleert met allerlei andere kwalen, van een totaal ongeregeld en ontregeld leven dat ingevuld wordt door wat zijn vader als anti-hygiënisch zou definiëren (verschuiving van zijn dag-nachtritme, een waardeloos dieet, een gestoord en verstoord slaapritme -of beter gebrek aan slaap),  van financiële avonturen met beleggingen die meer op gokken lijken dan op goed huisvaderlijk beheer. Die cocktail van ellende woekert binnenin Marcel die bovendien vastgeketend is aan zijn dagelijkse rituele afwisseling van stimulantia (adrenaline, cafeïne), hallucinogenen (stramonium, bella donna) en hypnotica (veronal, trional)26.  

Maar hij is een graag geziene gast. De deuren van de meest exclusieve salons zwaaien open voor hem. Dat zou nooit het geval geweest zijn, als hij zich ‘en public’ voortdurend als klagende en zagende ‘ocharme-ikke’ oftewel ‘un pleurnichard’, in zijn ziekte gewenteld zou hebben. Het tegendeel was waar. Marcel heeft steeds interessante weetjes over Jan en alleman te vertellen, roddelt alleen met warme woorden, verveelt niemand met zijn ellende, en krijgt, samen met Anne de Noailles, de eretitel van grappigste mens in Parijs. Zijn vele vrienden bezoeken hem aan zijn ziekbed en zijn daarbij bereid om zijn onmogelijke ontvangsturen te respecteren. Collega-schrijver en duivel-doet-al Jean Cocteau getuigt van de grappige wijze waarop Marcel hem excerpten van zijn werk voorlas, zoals in de YouTube27 clip te zien is. Marcel Proust, hoe ziek, hoe geïsoleerd, hoe getormenteerd hij ook is, blijft een vreugdevol iemand en dat trekt mensen aan. Hij is een eenzaat die niet zonder anderen kan. En hij omarmt de vreugde van het leven: ‘On n’a qu’une vie, vivons la et vive la vie28’.  

Tussen 1907 tot 1909 trekt Marcel zich steeds meer terug uit het mondaine leven en steekt hij al zijn energie in zijn werk. Ondanks zijn fysieke beperkingen en zijn emotionele zoektocht weet de veerkrachtige doorzetter die Marcel Proust is de fel stromende lava van zijn creatieve uitbarsting te kanaliseren. Nog twijfelend en zoekend wat zijn thema zal zijn, welke stijl hij zal hanteren en wat de structuur van zijn werk zal zijn, gutsen de prototeksten van de RTP (Jean Santeuil, Pastiches et Mélanges, Les 75 pages, Dossier contre Sainte-Beuve) uit zijn pen die steeds sneller en onleesbaarder ‘au galop’ over het papier danst.   

Overtuigd dat hij niet veel tijd meer heeft, zet hij door en werkt, werkt, werkt gedurende jaren, onversaagd, onverzettelijk, koppig en volhardend in een Bijbelse inspanning: 

‘Vous ai-je parlé d’une pensée de Saint-Jean: Travaillez pendant que vous avez encore la lumière. Comme je ne l’ai plus je me mets au travail29.’ 

Een leven van onderzoek van de wereld rondom hem en zelfobservatie vanuit een metapositie tegenover zichzelf, levert creatief materiaal op dat de talentvolle Marcel Proust, zodra hij in 1909 zijn thema, stijl en structuur gevonden heeft, onversaagd, hardwerkend met veel geduld en zelfvertrouwen boetseert tot zijn meesterwerk. De bouwplannen van zijn kathedraal zijn klaar in 1913, inclusief de eerste apsis, Du Côté de chez Swann en grote delen van de zevende, Le Temps retrouvé.  

Dat Marcel tijdens de bombardementen op Parijs weigert te schuilen maar, integendeel, lange nachtelijke wandelingen onderneemt, getuigt misschien van moed (of is het een vorm van fatalisme, “que sera, sera” of een doorgedreven zoektocht naar esthetisch ervaringen?). Wat in ieder geval getuigt van moed is zo een groot oeuvre te ontwerpen en stelselmatig uit te voeren, zonder te weten of het uiteindelijk zal slagen. Hij is echter dermate overtuigd dat hij zijn persoonlijke leven ervoor ter beschikking stelt.  

« L’œuvre, voilà ce qu’il faut faire ; le reste vient ou ne vient pas, c’est secondaire30. » 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *