De uitstekende biografiën door Jean-Yves Tadié3, William C. Carter4 en Roger Duchêne5 bevatten tesamen 3500 pagina’s aan informatie aan die helpen om naar het leven en de persoon Marcel Proust te kijken door gewoon bij de feiten te blijven.
Kleine Marcel is een moederskindje met een liefdevolle relatie met zijn jongere broertje en een wat afwezige vader. Een gezinsleven dat volstrekt conform is met hoe het er in die tijd in de hogere burgerij aan toe ging. Spelen, ravotten, lezen, vriendjes en vriendinnetjes ontmoeten in de tuinen van de Champs Elysées, tot en met een gebroken neus als hij op zijn negende een smak maakt. Toen de kinderen nog klein waren, ging het gezin Proust in de zomer regelmatig naar Illiers. Daar maakte vader Adrien tijd om aan de broertjes de plekken te tonen waar hij als kind speelde. Er was tijd om te wandelen, te vissen, te lezen en ook wel om kattekwaad uit te steken. Zo is er het verhaal dat de broertjes zich in de tuin van oom Amiot, de ondertussen beroemde Pré Catelan, verstoppen en wachten tot iemand hen komt halen om te eten. Nadat ze een tijdje hun namen hebben horen roepen, springen ze luid brullend en spiernaakt uit de bosjes tevoorschijn.
Waar Robert een spring-in-het-veld is, altijd in de weer met ravotten, geeft Marcel er de voorkeur aan om stil weg te duiken in een boek.
Al met al is Marcel een gewoon kind, weliswaar fragiel en overgevoelig, snel in tranen, mooi en intelligent, maar verder dertien in een dozijn. Naast een levendige verbeelding en kinderlijke speelsheid, bezat Marcel al vanaf jonge leeftijd telkens als hij iets moois ziet dat zijn aandacht trekt, een mooie vrouw, een kerk, bloemen, bomen in bloei, de vaardigheid om zich in stilte te concentreren, alsof hij in een trance verzonken is.
Lente 1881. Na een wandeling in het Bois de Boulogne komt Marcel in hevige ademnood en valt flauw. Hij krijgt zijn eerste astma-aanval en die is zo heftig dat vader Adrien vreest dat zijn zoon erin blijft. Deze traumatische ervaring zal een blijvende impact hebben op Marcels gezondheid en levenswijze. Het gevoelige jongetje wordt een angstig kind én patiënt, lijdend, geduldig maar ook leidend. De band met zijn moeder wordt nog hechter.
Gelukkig zijn die astma-aanvallen daarna minder maar het is afgelopen met onbekommerde wandelingen in de natuur, genieten van bloemen en bloesems, buiten ravotten met zijn vriendjes. Het onbezorgde leven is voorbij en de dreiging dat er zich weer zo’n levensbedreigende aanval zou kunnen voordoen, volgt hem als een angstaanjagende schaduw. Marcel blijft veel last ondervinden van hooikoorts, verkoudheden en kortademigheid. Dokter Adrien Proust consulteert met zijn vele collega’s, zonder veel soelaas.
Zijn Parijse grootmoeder en vooral zijn moeder waken over zijn educatie, zelfs als het naar school gaan onmogelijk is. Literatuur, talen en muziek gaan hand in hand met de intellectuele omgeving waarin zijn moeder is opgegroeid. Zijn intelligentie en nieuwsgierigheid worden gevoed en leiden tot de eruditie en diepzinnigheid die de grondstof voor zijn latere levenswerk wordt.
Ondertussen wordt door de ouders en het jonge pati««ntje hemel en aarde bewogen om hem een zo normaal mogelijk leven en gezondheid te geven. De wanhoop drijft hen ver. Ten getuige:
«Je me souviens qu’enfant, souffrant de l’asthme des foins, on me dit que des cautérisations nasales détruisant le tissu érectile du nez, empêcheraient totalement l’action du pollen. J’avais tellement la foi que je me laissai faire 110 cautérisations, peu agréables. ‘Maintenant allez à la campagne, vous ne pouvez plus avoir la fièvre des foins’, me dit le Dr. Martin. Je partis avec mes parents. Au premier lilas en fleurs que j’eusse juré inoffensif je fus pris de crises d’asthme telles, que jusqu’à ce qu’on pût me ramener à Paris, j’avais les pieds et les mains violets des noyés.6 »
Honderdtien uitermate onaangename ingrepen is mogelijk een ‘proustifiante’ overdrijving, iets waar Marcel zich nu en dan wel eens in liet gaan. Zo schrijft hij elders dat hij een maand geen seconde heeft geslapen (hetgeen fysiek onmogelijk is), dat hij ooit zo kwaad was op zijn slapeloosheid dat hij een hele doos Veronal heeft ingenomen (hetgeen gegarandeerd gelijk staat aan een dodelijke overdosis), dat hij bij momenten straatarm is (ook al verliest hij steeds geld aan zijn beleggingen die eerder leken op gokken, hij blijft erg rijk), dat hij drie maanden zijn bed niet is uitgekomen, etc.
Dat doet allemaal niets af aan het feit dat deze pijnlijke ingrepen al het geduld en doorzettingsvermogen van dat jonge kind hebben gevergd. Ondanks de belofte van de behandelende arts, dr. Martin, werd de hoop op beterschap al snel de kop in gedrukt zoals blijkt uit de brief.
Men kan niet uitsluiten dat zijn gebroken neus met daaropvolgend deze pijnlijke maar nutteloze ingrepen, gecombineerd met de belofte voor een volledige oplossing mogelijks de eerste aanzetten waren voor Prousts levenslange scepsis voor de geneeskunsten (in contrast met geneeskunde) van de dokters. Bovendien kan het bijna niet anders dan dat er bij deze ingrepen verdoving is toegepast maar aangezien daar geen bronnen over zijn, is het louter giswerk om te stellen dat hier misschien een basis is gelegd voor Prousts latere middelenmisbruik.
Wat geen giswerk behoeft is het gegeven dat Marcel Proust, als hij iets echt wil, zijn leven lang, hoe bergop het ook bij wijlen mocht zijn, een veerkracht, een doorzettingsvermogen, een koppige volharding en bijhorende wilskracht vertoont, krachtbronnen die hem door zijn fysieke en mentale beproevingen loodsen en de wereld de Recherche zullen schenken.
À propos, opmerkenswaardig hier is het schrille contrast met de klassieke schildering van Marcel Proust als slap karakter, lulletje-rozenwater en verwend nest.
Geef een reactie