3- Proustaversen
Marcel is een verwend en verwaand snobistische moederskindje dat onophoudelijk over zichzelf zeurt. Hij draait op een egocentrische manier -het concept narcisme was nog niet uitgevonden – zijn omgeving, mama op kop, vrienden, personeel en anderen om de vinger om hen naar zijn grillige pijpen te laten dansen. Soft terror door middel van ‘Oh poor me!’
3- Proustofielen
Marcel Proust is de hoffelijkheid zelve, welbespraakt, minzaam in de omgang met zijn vele vrienden en kennissen. Hij heeft zelfs de neiging om wat al te uitvoerig de lof over de ander te steken, hetgeen bij zijn vrienden het neologisme ‘proustifiëren’ uitlokt. Zijn hele leven lang heeft Marcel Proust echter zijn eigen zin gedaan en heeft hij zich door niets of niemand in een richting laten duwen die hem niet aanstond. Zijn wapen hierbij is een verpletterende vriendelijkheid en het vermogen om zijn wensen in vraagvorm te verpakken. Weinig mensen zijn bestand tegen die aanpak. Zijn ziekte (en de desastreuse manier waarop hij zichzelf ‘verzorgt’, inclusief een oplopend medicatie- en middelengebruik) speelt een steeds grotere invaliderende rol en hij sluit zich meer en meer op in zijn ‘met kurk geïsoleerde doodskist’. Hij komt enkel nog in de wereld om materiaal te verzamelen voor zijn levenswerk. De vriendenkring die hij nog toelaat, krimpt gaandeweg. Van diegenen waarvan hij oordeelt dat ze verder geen bijdrage meer kunnen leveren aan de RTP, neemt hij -vriendelijk, respectvol maar consequent- afstand door met hen geen verdere ontmoetingen meer te organiseren. In zijn race tegen de doodsklok moet alles wijken, inclusief zijn eigen gezondheid.
Geef een reactie