1- Proustaversen
Proust is een oversensitieve en overintelligente man die wereldvreemd in een zelfgekozen gevangenis ligt van waaruit hij een uitdovende maatschappelijke klasse bespiedt om er vervolgens een onleesbaar boek over te schrijven. Daarbij heeft hij literaire truucjes nodig (de Petite Madeleine, de oneffen plaveien, de gesteven servet,..) om een rode draad te verzinnen die zijn duizenden pagina’s verantwoordt en tegelijkertijd met plakband bij elkaar houdt.
1- Proustofielen
Uit de vele getuigenissen van zijn vrienden komt Proust naar voren als een gevoelige en erudiete estheet, behept met een grote intelligentie en een nog groter talent. Anne de Noailles, de adellijke dichteres en Proust worden de grappigste conversationalisten van Parijs genoemd. Om het wat ruw te schetsen: de eerste drie decennia van zijn leven heeft hij gebruikt om de mondaine wereld te infiltreren, te observeren en er stukjes over te schrijven. Na de dood van zijn vader (1903) en vooral na de dood van zijn moeder (1905) maakt hij een moeilijke rouwperiode door. Hij schrijft gedurende maanden geen letter, wat sedert zijn kindertijd nooit is voorgevallen. Na zijn zes weken durende opname bij Dr. Paul Sollier is zijn dag-nachtritme een beetje beter, heeft hij al die weken wat minder middelen gebruikt en heeft hij de moed om te werken hervonden. Marcel Proust zelf beweert dat hij er slechter uit is gekomen dan hij er is binnengegaan maar feit is dat hij vanaf dan waardevolle voorbereidende teksten schrijft (Journèes de lectures, Impressions de route en automobile, 1907). Daarnaast heeft hij een aantal nooit afgewerkte vingeroefeningen en études geschreven (Jean Santeuil, Le Dossier contre Sainte-Beuve, les 75 feuillets) die als kweeklaboratorium en couveuse voor de RTP functioneren. Die werken sluiten zijn incubatieperiode af. Marcel is klaar voor de Grote Reis. De Verteller, le Narrateur staat op het punt om boven te drijven.
Geef een reactie